De zonnepanelen van de PV-installatie worden aangesloten aan de DC-kant (gelijkstroom) van de omvormer. Deze zet de stroom om naar wisselstroom (AC). De AC-kant van de omvormer wordt met een kabel aangesloten op een aparte groep in de meterkast (eventueel met een brutoproductiemeter ertussen om de totale productie van de omvormer te meten). Daarvóór wordt er een PV-schakelaar gemonteerd om de hele PV-installatie spanningloos te kunnen maken.
De omvormer wordt meestal in de buurt van de zonnepanelen gehangen, om de DC-bekabeling zo kort mogelijk te houden (vanwege kabelverliezen). Dat betekent dat de AC-kabel door het hele huis naar beneden moet. Zoek daarom uit welke route het beste is. Bij AC mag volgens de NEN 1010 het spanningsverlies maximaal vijf procent zijn, met het advies om ze te beperken tot drie procent. Voor PV-installaties is het advies om het spanningsverlies te beperken tot één procent. De kabel moet dus voldoende dik zijn.
Hoofdaansluiting bepaalt maximaal vermogen
Belangrijk bij de keuze voor welke omvormer is de hoofdaansluiting in de woning. Ook of je een 1-fase of een 3-fase systeem hebt. In Nederland kan de hoofdaansluiting gezekerd zijn met 25 A, 35 A of 40 A. De groep moet een factor 1,6 lager moet zijn dan de hoofdaansluiting, volgens de regels van de selectiviteit. Stel dat u een 40 A hoofdaansluiting heeft, dan mag op een groep maximaal 25 A (40 gedeeld door 1,6) aangesloten worden. Dit betekent dat u qua vermogen maximaal 25 A * 230 V = 5.750 Watt mag aansluiten.
Hoofdaansluiting | Max groepzekering | Max vermogen installatie |
1 × 25A | 16A | 3680 Watt |
1 × 35A | 25A | 5750 Watt |
1 × 40A | 25A | 5750 Watt |
3 × 25A | 3 × 16A | 3 × 3680 Watt |
3 × 35A | 3 × 25A | 3 × 5750 Watt |
3 × 40A | 3 × 32A | 3 × 7360 Watt |
3 × 63A | 3 × 40A | 3 × 9200Watt |
3 × 80A | 3 × 50A | 3 × 11500 Watt |
Hoe weet je nu wat de aansluiting in je huis is? Dat kun je opzoeken op de website van de netbeheerder. In ons gebied is dat Liander. Om te weten of je aansluiting geschikt is voor zonnepanelen, log je in via deze link. Je moet dan je postcode en huisnummer ingeven én de laatste 6 cijfers van je meter.
Als je de gegevens goed hebt ingevoerd, zullen in het volgende venster de gegevens van je aansluiting worden getoond. Met een 1-fase aansluiting en 25 A hoofdaansluiting kun je een PV-systeem aansluiten met een maximum vermogen van 3680 Watt. Heb je een 3-fase aansluiting, bijvoorbeeld 3 x 25 A, dan kun je gebruik maken van een 3-fase omvormer. Die zal dan de opgewekte stroom over de 3 fasen verdelen, zodat het totale vermogen van het PV-systeem 3 x 3680 Watt kan zijn.
Advies netbeheerders
De netbeheerders hebben inmiddels vanwege de problemen op het elektriciteitsnetwerk diverse adviezen geformuleerd, zowel voor consumenten als voor installateurs. Overweeg om een Oost-West opstelling toe te passen, gebruik dikkere aansluitkabels en begrens het piekvermogen door de omvormer iets kleiner te dimensioneren.
Aparte groep
Als je maar 2 of 3 panelen gaat leggen, kun je micro-omvormers gebruiken die je vervolgens op een bestaand stopcontact kunt aansluiten, maar bereken het wel altijd zodat je niet te veel in voedt in combinatie met het verbruik op diezelfde groep! In de meeste gevallen zal het zo zijn dat een PV-installatie op een aparte groep moet worden aangesloten. Je mag 4 eindgroepen aansluiten op één aardlekschakelaar. Als er geen groep meer vrij is in de meterkast, zal er een groep moeten worden bijgemaakt. Als je een ‘verouderde’ meterkast hebt, is dit misschien ook een goede gelegenheid om de totale meterkast te moderniseren. Als je van plan bent om binnen afzienbare tijd over te stappen op het koken op inductie, moet je beschikken over een 3-fase aansluiting. Als de boel toch open moet, kun je deze meteen laten aanleggen. Een 3 fase aansluiting is wel duurder dan 1 fase.
In het geval dat er bijvoorbeeld boven al een wasmachine-aansluiting is gemaakt, kan deze ook gebruikt worden. De wasmachine-aansluiting wordt dan vervangen door een extra hoofdschakelaar, met een aansluiting voor de omvormer en de andere voor de wasmachine. Je gebruikt dan de bestaande bekabeling, op voorwaarde dat de diameter van deze kabel dik genoeg is.
Aardlekschakelaar en beveiliging
Bij een nieuwe groep voor de PV-installatie wordt er vaak gekozen voor een compleet nieuwe groep achter een nieuwe aardlekschakelaar. De aardlekschakelaar dient ervoor om de elektriciteit uit te schakelen wanneer er sprake is van lekstroom. De aardlekschakelaar meet hoeveel stroom (in Ampère) de kabel in gaat (via de fasedraad), en hoeveel stroom er via de nuldraad weer uitkomt. Tussen die twee is altijd wel een verschil (de lekstroom), maar normaal gesproken is dit heel klein (enkele milli-Ampères). Als dat verschil te groot wordt, wordt de aardlekbeveiliging geactiveerd en wordt de elektriciteit achter de aardlek afgeschakeld.
Aardlek beveiliging reageert op lekstromen, maar niet op te hoge stroom (‘over’-stroom). Daar is de installatie-automaat voor, deze reageert als er bijvoorbeeld op een groep van 16 A méér dan 16 A wordt gemeten (ofwel door te veel stroomtrekkende verbruikers ofwel door kortsluiting). Er is geen lekstroom dus de aardlekschakelaar doet niets. Een aardlekautomaat (ook wel alamat genoemd) verenigt beide functies in zich en heeft twee limieten, één op de ‘over’-stroom (in A) en één op de lekstroom (in milli-Ampères).
De TL-omvormers (TrafoLoos) kunnen beter niet achter een aardlekbeveiliging van 30 mA worden gezet, want die schakelt dan snel uit zeker bij vochtig weer. Er wordt dan vaak voor gekozen om een aardlekschakelaar van 300 mA te plaatsen die minder snel springt. Volgens de NEN 1010 moet er een aardlekbeveiliging van 30 mA als aanvullende beveiliging worden gemonteerd voor alle leidingen waarop zijn aangesloten: wandcontactdozen, verlichtingspunten, en verplaatsbaar elektrisch materieel. Maar de omvormer zit op een aparte vaste groep en is vast opgehangen, daarvoor geldt die verplichting hier niet.
Opmerking: let op, bij aardbeveiliging speelt mee of je woning een TN of een TT stelsel heeft voor de aarding. Een aardlekbeveiliging voor de omvormer hoeft officieel niet bij een TN stelsel. Om de kabel zelf ook voldoende te beschermen, is het plaatsen van aardlekbeveiliging van max. 300 mA altijd aanbevolen.
Voorschriften
De vele uitvoeringen van zonnepanelen en omvormers in combinatie met de sterk wisselende uitvoeringen van elektrische installaties maken het niet eenvoudig een PV-installatie eenduidig en veilig aan te sluiten. Dit moet gebeuren volgens de geldende editie van NEN 1010. Naast de normen bestaan er in Nederland ook de praktijkrichtlijnen (NPR). De praktijkrichtlijnen geven een actueel beeld van de huidige stand van de techniek en de wijze van aansluiten op bestaande elektrische installaties. De praktijkbladen, opgenomen in de NPR 5310, zijn een interpretatie van de voorschriften zoals opgenomen in de NEN 1010. In hoofdstuk 712 van deze norm worden specifieke voorschriften gegeven voor een PV-installatie en de aansluiting op het net. Voor het veilig aansluiten van PV-systemen volgens de norm editie NEN 1010:2015 (hoofdstuk 712) is NPR 5310:2017 beschikbaar. Deze NPR is feitelijk een toelichting op de NEN 1010. In het NPR-werkblad hoofdstuk 712 wordt een praktische uitleg gegeven van de verschillende typen omvormers en wordt ook aangegeven welke verschillen er zijn in de elektrische installaties door de jaren heen. Er is overigens veel discussie over de inhoud van deze werkbladen.
We hebben het vooral over residentiële PV-installaties. Voor grotere PV-installaties op appartementengebouwen of utiliteitsgebouwen (niet voor bewoning bestemd) zijn ook de norm NEN-EN-IEC 62446-1 en de eisen met betrekking tot veiligheid in het kader van de ARBO-wetgeving van toepassing. De norm NEN 3140 geeft voorschriften over veilig werken aan, met en nabij elektrische installaties. Tot slot speelt ook de Netcode Elektriciteit een rol als het gaat om de manier van aansluiten. Onderdeel daarvan is de hiervoor genoemde selectiviteit (de factor 1,6 tussen de beveiligingsniveau’s onder ‘Hoofdaansluiting bepaalt maximum vermogen‘).